In principe moet een werknemer uit een derde land over een gecombineerde vergunning of arbeidskaart beschikken om in België te mogen werken.
Maar wat als een Sloveense onderneming al jaren tevreden is over haar Braziliaanse werknemers en hen wil inzetten voor een tijdelijke opdracht in België? Moeten deze Braziliaanse werknemers dan maanden wachten op een arbeidskaart of gecombineerde vergunning?

Hierop bestaat een uitzondering: de zogenaamde ‘Vander Elst-vrijstelling’. Dit artikel bespreekt de voorwaarden van deze vrijstelling en sluit af met een praktijkvoorbeeld.
Werknemers uit derde landen (personen met een andere nationaliteit dan die van een Lidstaat van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland) ondervinden verschillende hindernissen wanneer ze in België willen werken. Niet alleen vormen de verschillende landstalen en de administratieve complexiteit een uitdaging, maar ook de vereiste vergunningen maken België minder aantrekkelijk. Dit bemoeilijkt de dienstverlening van Europese bedrijven die met werknemers uit derde landen werken.
Een vrijstelling onder voorwaarden
Op voorgaande regel bestaat een uitzondering voor Europese bedrijven: de zogenaamde ‘Vander Elst-vrijstelling’. Het Europese Hof van Justitie heeft deze uitzondering ingevoerd vanuit de overtuiging dat het verplicht stellen van een arbeidsvergunning in bepaalde situaties het vrije verkeer van diensten te sterk zou belemmeren. Het Hof stelde echter wel een aantal voorwaarden, die nadien in de regionale wetgeving werden opgenomen.
Meer concreet:
- De werknemer werkt voor een onderneming die gevestigd is in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland (bijvoorbeeld: de Braziliaanse werknemer Carlos werkt voor de Sloveense onderneming ‘SLOVAKA’ in Slovenië);
- De werknemer komt naar een andere Europese Lidstaat om diensten te verrichten namens zijn werkgever (in ons voorbeeld: Carlos komt naar België om mee te bouwen aan een nieuw fietspad in Lier);
- De werknemer heeft een verblijfsrecht van langer dan drie maanden in het land waar hij of zij verblijft (carlos heeft een verblijfsvergunning in Slovenië voor twee jaar);
- De werknemer is wettig tewerkgesteld in de Lidstaat waar hij of zij verblijft (Carlos voldoet aan alle vereisten om legaal te werken in Slovenië);
- De werknemer heeft een geldige en regelmatige arbeidsovereenkomst;
- De werknemer heeft een paspoort en een verblijfsvergunning die geldig zijn tot het einde van de opdracht, zodat hij of zij rechtsgeldig kan terugkeren (Carlos kan na zijn werk in België terugkeren naar Slovenië);
- De werknemer meldt zich binnen de drie dagen na aankomst bij de gemeente waar hij of zij zal verblijven.

Niet alleen moet de werkgever om zijn aansprakelijkheid te beperken de hogervermelde documenten beschikken, ook hij moet ook aan enkele administratieve vereisten voldoen. Meer precies:
- De werkgever moet vooraf een DIMONA-aangifte doen (dit is een elektronische melding waarmee de werkgever iedere indiensttreding en uitdiensttreding van een werknemer aangeeft bij de RSZ);
- De werkgever moet een A1-document hebben of het bewijs dat deze aanvraag is ingediend (dit document bevestigt het sociale zekerheidsstelsel dat op de werknemer van toepassing is);
Deze ‘Vander Elst-vrijstelling’ geldt echter enkel voor kortetermijnopdrachten in België. Indien het Belgische project langer dan 90 dagen duurt, moet de werknemer bij de gemeente een statuutwijziging aanvragen.
Een casus: de overijverige politieambtenaar
De ‘Vander Elst-vrijstelling’ leidt soms tot problemen door een gebrek aan kennis of begrip. Zo werd een Albanese werknemer van een Kroatische onderneming opgepakt, verhoord en vastgezet met het bevel om het grondgebied te verlaten. De reden? Hij beschikte niet over een arbeidskaart of single permit.
Nochtans voldeden zowel de werkgever als de werknemer aan alle vereisten van de ‘Vander Elst-vrijstelling’. Er was een kopie van een geldig paspoort, een Kroatische verblijfsvergunning, een regelmatige arbeidsovereenkomst, een bewijs van onderwerping aan het Kroatische sociale zekerheidsstelsel, een Limosa-aangifte, enzovoort.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen oordeelde dan ook als volgt
“Echter kan het gegeven dat de verzoeker geen beroepskaart, arbeidskaart of single permit heeft, op zich en gelet op de door de verzoeker naar voor gebracht betwisting, niet volstaan om over te gaan tot de afgifte van een bevel om het grondgebied te verlaten met toepassing van artikel 7, eerste lid, 8°, van de Vreemdelingenwet” (RVV, 24 maart 2023, 286 626).
Aandacht en goede voorbereiding is nodig
De ‘Vander Elst-vrijstelling’ biedt Europese bedrijven die werken met internationale werknemers een waardevolle oplossing om tijdelijke opdrachten in België vlotter te laten verlopen. Toch zien we dat onduidelijkheid over de toepassing van deze vrijstelling soms tot juridische problemen leidt.

Twijfelt u of uw onderneming of werknemer in aanmerking komt voor de ‘Vander Elst-vrijstelling’? Of heeft u te maken met administratieve of juridische obstakels bij de toepassing ervan? Neem contact met op met Vanbelle Law Boutique. Wij helpen u graag om de procedure correct en efficiënt te doorlopen.